zaterdag 12 september 2015

Boek: Le Corbusier [a life], Nicolas Fox Weber, New York 2008.



Samenvatting en enkele overdenkingen.

Deze biografie over Le Corbusier is bijzonder omdat het probeert te achterhalen wat Le Corbusiers achterliggende beweegredenen zijn geweest voor de keuzes die hij in zijn leven heeft gemaakt. Ook al wordt er in het voorwoord een voorbehoud gemaakt door naar Mark Twain’s uitspraak te verwijzen dat het echte leven van iemand in diens hoofd afspeelt en alleen door degene zelf gekend is.
Regelmatig wordt er verwezen naar een vermeende afhankelijkheid van Le Corbusier van zijn moeder. In Ronchamp zou Le Corbusier de heilige Maria vergelijken met zijn moeder, Marie Jeanerette: schijnend als de zon. En de rol van de moeder en de vrouw vergelijken met de zon, als bron en brenger van al het leven. Het zou kunnen dat de kapel van Ronchamp een subtiel eerbetoon aan zijn moeder is, maar vooral toont het zijn poëtische kracht en Le Corbusiers levenslange zoektocht om het poëtische in het moderne, technocratische leven tot uitdrukking te laten komen.

Een ander icoon van Le Corbusier, villa Savoye, benadrukte ook het belang van de natuur door de ruwe, pure natuur in te kaderen met behulp van, door mensenhanden gemaakte, muren. Ook in dit gebouw probeerde Le Corbusier de elementen van het universum zowel te vereren als te temmen. Gelijk Dom Van Der Laan’s idee dat de mens de oneindige natuurlijke ruimte dient af te bakenen juist om in relatie te kunnen staan met de oneindigheid van de natuur. Is het toeval dat ook Le Corbusier uiteindelijk uitkomt, gelijk Dom Van Der Laan, op een stelsel van verhoudingen als hulpmiddel om vat te krijgen op de oneindige natuurlijke ruimte? Le Corbusier ontwerpt de Modulor en Van Der Laan ontdekt het Plastisch Getal.
Villa Savoye probeert niet alleen een tot het uiterste gecultiveerde door mensenhanden gemaakte omgeving te zijn voor haar bewoners, maar ook de bewoners de middelen te geven deze omgeving tot het uiterste te cultiveren. Daarom is de villa ook een machine om te wonen: een hulpmiddel om de menselijke omgeving zo veel mogelijk te ontwikkelen en uit te nutten. Zoals Geert Bekaert verduidelijkt in zijn essay ‘Le Corbusier’ (vlees en beton 11, 1988)  is de ‘machine a habiter’ geen machine waarin de mens woont, maar zoals een industriële machine een hulpmiddel om zo goed mogelijk te kunnen wonen. Een machine die geen aandacht vraagt en is gemaakt om te verdwijnen, zoals we de machine die een smartphone maakt niet kennen, maar enkel nog de smartphone die het heeft geproduceerd. Daarvoor is de machine gemaakt. De woning als machine produceert in die vergelijking de leefomgeving van de mens en maakt het de mens mogelijk te leven, zonder zelf om aandacht te vragen. Kortom, een hulpmiddel die de mens tot zichzelf terugbrengt.
En in de ruimte voor het wonen zijn het de zichtbare helderheid en lichtheid, de speelse ruimtelijke ritmes en de nabijheid van de natuur die opvallen als belangrijke hulpmiddelen. In villa Savoye zijn het groen en de hemel overal aanwezig. Architectuur die er voor zorgt dat je weet waar je je op aarde bevindt en helpt je op de zon te oriënteren. Voor Le Corbusier was het universum de leidend kracht. Alleen kunst die zich baseert op de natuur is in staat diezelfde natuur te overstijgen, juist omdat enkel natuur inspireert. Dat klinkt wellicht krom. Maar de inspiratiebron is tegelijk voedingsbodem en grondslag. En slechts dan is het mogelijk verder te groeien dan de bron. Hij zag het universum als drijvend kracht en probeerde daarom de natuur in zijn ontwerpen binnen te laten en maakte groei en verandering tot de kern van zijn ontwerpen. Een blijvende bron van inspiratie was de voortdurende verandering van het licht en de lucht.
Zijn grootste prestaties zijn in de kern een antwoord op het leven dat het herbergt en dat vormgegeven wordt door een fysieke structuur waarvan de proporties en de organisatie van het opbouwende en structurerende skelet van dit leven zijn afgeleid. De verhouding van de mens tot de gemaakte ruimte is daarom essentieel voor architectuur. Hij benadrukte juist de menselijke ervaring van ruimte en de beleving van proporties en grootte.

De jonge Le Corbusier verkeerde tijdens zijn reizen in een verhoogde staat van gevoeligheid die hem in staat stelde om kleur te voelen en details te zien die hem uitzinnig van opwinding maakte. Architectuur veroorzaakte een ongeëvenaarde extase bij hem. En het werd een levenslange worsteling om mensen te vinden die begrepen wat het was om bedwelmd te raken door visuele schoonheid. Om zijn doel te bereiken zag Le Corbusier al snel in dat het weinig zin had om argumenten aan te voeren, maar dat de redevoering en de overtuigingskracht veel belangrijker waren.

Eén van de bekende voorbeelden waarnaar hij zijn leven lang verwees was het klooster van Ema in Italië. Wat hem getroffen had was de intelligentie van de plattegrond die het gemeenschapsleven gracieus verbind met het heilige van het privé-bestaan van het individu en zo het klooster tot een perfecte kleine stad maakt. Tegelijk is de natuur ideaal toegankelijk: de ononderbroken reeks van cellen, elk met zicht over de vlakte buiten en anderzijds geopend naar een kleine ommuurde tuin binnen. Zo wordt het hof met de kosmos verbonden en het individu met het universum. Ema was voor Le Corbusier het voorbeeld hoe individuele vrijheid en collectieve organisatie verwezenlijkt worden en in één gebouw tot uitdrukking komen.
Ema zag hij in zijn eerste reis naar Italië die hem de ogen opende: gebouwen leefden en ademden in een voortdurende verbinding met de specifieke omgeving waarin ze staan en ze veranderden op het ritme van de weers- en lichtomstandigheden.

Zijn ideaal was gebouwen te maken van aardse materialen, zonder enige pretentie en waar werk en eenvoudig plezier samen gaan. Hier openbaart zich de reeks van de mens verbonden met de door de mens gemaakte dingen die weer verbonden zijn met de natuur. De kosmos toont zich via de door de mens gemaakte dingen aan ons. Tegelijk toont het dat wat we niet weten. Le Corbusier zocht met zijn gebouwen de verbinding van het gekende met het niet gekende.

Toen Le Corbusier zich nog niet Le Corbusier noemde maar nog Jeanneret heette, geloofde hij dat hij als schilder de wereld kon veranderen. Maar met zijn naamsverandering veranderde ook zijn missie: hij wilde het leven en de levensomstandigheden van de mens met architectuur veranderen. Overtuigd als hij was dat de juiste visuele omgeving in staat was om de ziel van de bewoners te verlichten en te verrijken, was hij vast besloten om de omstandigheden te creëren voor gezonde activiteiten en ijverig optimisme. Deze blijmoedige houding vormde de basis voor het Citrohan huis.
Le Corbusier vormde de bijzondere combinatie van het romantische, het klassieke en het moderne: modernisme en de menselijke eenvoud.
Met zijn verfijnde proporties en lichte constructies betrad hij met zijn woningontwerpen een maagdelijk terrein. Het gebruik van staal, glas en beton was op zichzelf niet nieuw in studio Ozenfant. Wel nieuw waren de luchtigheid, de ongewone vormencombinatie en de eenvoud van het huis. Niet eerder had een architect een dergelijk eenvoud en luchtigheid gemaakt. En plotseling is het daar in de ontwerpen van Le Corbusier, zoals een gistend vat dat plotseling overstroomt. Maar wat bracht hem ertoe zo vorm te geven?

In zijn stedenbouwkundige ontwerpen gebruikte hij dezelfde elementen als in zijn architectuur: de hemel, ruimte, bomen en natuur, staal en beton. Voor hem moest het stedelijk leven plezierig en gerieflijk zijn met de charme van het platteland, maar gevat in een radicaal modern omhulsel, vol van zonlicht, onder de hemel, temidden van de boomtoppen. Huizen die praktisch in het gebruik waren, maar ook kunstzinnig in de ritmiek en de vormen en verfijnd en subtiel. 
Er ontstaat bij hem een toenemend gewaarwording van de aarde zelf, maar ook van de hemel en de zon. En een toenemende zoektocht naar wat natuur eigenlijk is en wat universeel, blijvend en tijdloos is. Gretig maakt hij gebruik van nieuwe technieken om de triomf van de eeuwige natuur te vieren. De moderne mens is niet alleen tot de stad veroordeelt, maar kan tegelijk het gevoel hebben op het platteland te zijn. Voor Le Corbusier was de mechanische efficiency juist een middel om het menselijke gevoel te eren en niet om het terzijde te schuiven.

Le Corbusier zag de vijftien jaren voorafgaand aan het ontwerp voor de L’Unite d’Habitation als een opwarm-periode. Van 1931-1946 bouwde hij niets, maar ontwikkelde hij wel zijn ideeën. Voor hem was er slechts één gebod voor architectuur: “Het moet mooi zijn!”  Architectuur, zoals muziek, is tijd en ruimte. Maar ook licht en ruimte. Daarbij moest de relatie die het gebouw met de natuurlijke omgeving heeft leidend zijn. Zo ontstonden zijn gebouwen vaak te midden van de grote natuur. Daarin zijn twee bewegingen te herkennen: van buiten naar binnen en van binnen naar buiten. De massaverhouding, proporties en oriëntatie komen voort uit de omgeving, van buiten naar binnen. Terwijl de gevelindeling, de plattegrond en de routing vanuit het gebouw ontstaan, van binnen naar buiten dus.
Le Corbusier was er van overtuigd dat het klimaat een directe invloed had op het werk en de gemoedstoestand van de mens. Voor de Indiase nieuw-stad Chandigarh wilde hij een stad scheppen met bomen, bloemen en water; met eenvoudige huizen, maar ook met voortreffelijke gebouwen. De verhouding arm-welvarend werd de maatstaf voor alles. Le Corbusier paste het modernisme in haar pure vorm toe en vertrouwde op het sterke elementaire karakter in combinatie met haar finesse; zowel als schuilplaats voor de basale levensnoden als een podium voor de verering van het universum. Hij zocht de combinatie van het alledaagse met het verhevene. Daarbij gebruikte hij de majestueuze bergen van de Himalaya als blijvende achtergrond voor zijn gebouwen (in Nederland missen we de bergen, maar daar tegenover hebben wij de wisselende achtergond van majestueuze wolken boven de polder).

Le Corbusier wilde de mensen laten genieten van het dagelijkse plezier met daarbij de verwondering van het aardse bestaan: genieten zonder duidelijk doel. Hij wilde bouwen voor iedereen; hij zag het als zijn beroep om de mensen een huis te geven. 
Tegelijk is de heilzame werking van de natuur altijd essentieel voor hem geweest. Hij leefde in een mengsel van noodzakelijkheden, pijn en poëtische overvloed; in de scherpe tegenstelling van rauwheid en schoonheid. Met deze gemoedstoestand kon hij, met behulp van proportie, materiaal en licht, het onbeschrijflijke en onuitspreekbare effect van ruimte vormgeven. Het lukte hem om het tastbare en het zichtbare te verbinden met het spirituele: het stoffelijke ging een relatie aan met het hemelse. 

Aardbol


Kijkend vanaf de berghellling naar de zee, de machtige oceaan, zie ik de aarde. De kromming van de aardbol met het grote water. Staand aan het strand zie je ook de gekromde horizon maar kijk je over de zee en zie je vooral een lijn. Nu hoog op de rotsen kijk je op de zee en zie je het wateroppervlak als een stukje van die machtige grote bol. 
De scheiding tussen licht en water is scherp en de grens lijkt opgelicht. De lucht boven het water is iets lichter van kleur en vormt een tweede dunne lijn.
De ochtendzon maakt alles nog lichter en kwetsbaarder. De zee is rustig, een iets gerimpeld oppervlak met lichte en donkere vlekken.
Het licht ruizen van de zee, het geklingel van een bel om de hals van een koe, af en toe een haan die in de verte kraait of een auto die in de buurt langsrijdt. De vroege zon streelt de toppen van de bomen, andere delen nog onaangeroerd. Een kleine boot doorkruist het beeld.
De golven komen van ver, heel ver, van voorbij de horizon tot ze hier aan land rollen. Het golvende wateroppervlak, een rimpelige bol. 

LC | St. Pierre


De kerk St. Pierre is een ongelooflijke ruimte, een kunststuk van Le Corbusier.
Het lichtspel, het ruimteverloop en de kleurreflecties zijn van een ongekende menselijke kwaliteit. Het heeft de kracht, magie en levendigheid die een plek in de natuur kan hebben. Een magnifieke grot is het, waar de lichtweerkaatsingen zacht golven op de betonnen wanden. 
Onopvallend kom je van onderuit de kerk in. Een beweging in de verticaliteit, van beneden naar boven. Daarbij kom je in een hoek de hoge, trechtervormige ruimte in en wordt je in die beweging naar omhoog in de hoek van de trechter als vanzelf in een spiraalvormige beweging mee omhoog genomen.
Het zijn basale, primaire elementen: licht, steen, hout, ruimte en kleur. Warm geel, zacht rood, helder blauw naast het wit van het directe licht, het grijs van het steen en het bruin van het hout.
Daags erna bezoek ik de 16e eeuwse kathedraal van La Puy en Valee. Deze is op een helling gebouwd zodat er geen ruimte is voor een plein ervoor. De kathedraal is deels boven de helling gebouwd en je komt de kathedraal binnen via een centrale trap die van onder af de kathedraal in het midden binnen komt. Je treedt op eenzelfde verticale manier de ruimte in als het ware naar het licht toe.