zondag 31 augustus 2014

Architectuur in een tijd van alom tegenwoordige informatietechnologie 2


In deze tijd kunnen we overal zijn. Een klein scherm verbindt ons met een plek of mensen ergens anders. Soms weten we waar die plek is of waar die mensen zijn. We kunnen digitaal reizen over de wereld en ons verbinden met mensen die ook met het netwerk verbonden zijn. Het verandert ons begrip van ruimte en tijd. De techniek waarmee dit reizen, verblijven en verbinden plaatsvindt is onzichtbaar. We zien en voelen alleen het interface: het beeldscherm, het toetsenbord, de muis, de telefoon. Deze zien er perfect uit en worden steeds minimalistischer. Onwillekeurig vervangen ze een beetje de fysieke wereld en lijkt het vanzelfsprekend dat de fysieke wereld geacht wordt eenzelfde perfectie te hebben. Het is niet raar onbewust mens en machine op eenzelfde weegschaal te leggen.
Ondanks alle perfectie, moeten we ons blijven realiseren dat dit ogenschijnlijke perfectie is. Het is de perfectie van het beeld dat de aandacht trekt. Beeld is geen materie, het is licht. Letterlijk en figuurlijk. Een beeld weerkaatst licht. En een beeld is gewichtloos en vluchtig. Een beeld komt aan het oppervlak vanuit de diepte, maar verdwijnt even gemakkelijk. Net zo goed als het beeld die inhoud weergeeft, kan het enkel het oppervlak zijn. Dat maakt het moeilijk voor de mens om het beeld te duiden en te pakken. En tegelijk geeft dit oneindig veel speelplezier om deze dubbelzinnigheid te bespelen.
Blijft dat een beeld je maag niet vult, je niet beschermt tegen wind, regen en zon, je niet verwarmt en streelt en je niet zwanger maakt. Het slaat of verkracht je echter ook niet. Maar in deze tijd schuift het beeld steeds meer naar de fysieke werkelijkheid. Mensen verwachten steeds meer van een beeld of zo nodig scheppen ze zelf een beeld dat aan hun verwachtingen voldoet.
In deze omgekeerde beeldenstorm is het goed en noodzakelijk om het evenwicht op te zoeken met de fysieke wereld. Als het gaat om ons wonen is het nuttig en zinvol om onze verbinding met de natuur, deze originele fysieke wereld, voelbaar en kenbaar te maken. Wij mensen zijn biologisch bepaald. Wij ruiken, voelen, horen en zien. Wij zijn verbonden met het ritme van de zon en de seizoenen.
Gemaakt van sterrenstof zijn wij van vlees en bloed. Als we wonen dienen wij ons met deze afkomst te verhouden. We wonen niet meer in een machine. Hoe perfect onze machines ook kunnen zijn en hoeveel gemak en comfort ze ons ook kunnen bieden, het moet ondubbelzinnig duidelijk zijn dat het onze toegevoegde producten zijn. Ze vervangen ons niet en we kunnen er niet meer in wonen. Een woning moet ons in staat stellen ons te verhouden tot onze afkomst als dier èn tot onze technologie en digitale perfectie.
Moeten we dan terug naar de primitieve hut? Nee, zeker niet.
Moet het huis dan lekken en tochten? Nee, alstublieft niet!
Het is geen pleidooi om terug te gaan in de tijd. Er is alleen de toekomst. En in die toekomst holt de technologie vooruit en worden we omspoelt door alsmaar geavanceerdere producten, die steeds onzichtbaarder worden en steeds meer samen lijken te smelten met ons leven.
Gebouwen moeten zo veel mogelijk gebruik maken van die technologieën en kennis, maar het is een ernstige misvatting dat ze ook op die producten moeten lijken. We moeten niet in een machine leven, maar ons huis moet voelen als een vanzelfsprekende voortzetting van onze natuur. Van de natuur die wij zelf zijn en de natuur die ons omringt. Het bakent de oneindige natuur af en tegelijk verbindt het ons met die oneindigheid. Het huis geeft ruimte aan wat we moeten doen, onze handelingen, maar het biedt ook ruimte voor ons gevoel.
Met technologie maken we een huis behaaglijk en gezond en met ruimte maken we het comfortabel en veilig. Een huis is een thuis niet als de kachel brandt, maar als het past en het ons op onze plek zet. Met ruimten vol van natuur; vol van ruimte, ruimtelijkheid, zonlicht, schaduw, materialen, tastzin, buiten, het gekletter van regen, het ruizen van de wind door de bomen.

Tegenover de perfecte wereld van de technologie staat de imperfecte wereld van het leven van de mensen. Architectuur kan zoals literatuur, muziek en beeldende kunst het intermediair zijn tussen gemaakte perfectie en gegroeide imperfectie.
Wat je maakt en bedenkt kan perfect zijn, wat groeit is altijd imperfect. Tegelijk kan dat wat groeit subliem, briljant en geniaal zijn. Dat wat machinaal geproduceerd wordt zal dat nooit zijn. Zoals Le Corbusier zei: "Het nuttige is niet het mooie". De Nieuwe Zakelijkheid wisselde architectuur en kunst om voor bouwen en leven.

Er is de mens, het door de mens gemaakte ding en de natuur. In haar technologische ontwikkeling vervreemd de hedendaagse mens steeds meer van de natuur. De natuur blijft echter steeds haar oorsprong. Daarom moeten we ons extra inspannen om de natuur, onze oorsprong, te voelen. Architectuur  kan, zoals bijvoorbeeld ook muziek, beeldende kunst en poëzie, hierin bemiddelen. De kosmos toont zich via de door mensen gemaakte dingen aan ons. En toont ook dat wat we niet weten. Door de mens gemaakte dingen als verbinding met het gekende en het niet gekende. Architectuur kan en moet bemiddelen tussen de gekende wereld en de ongekende natuur. Architectuur als microkosmos kan ons verbinden met de echte kosmos. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om een abstracte, intellectuele of theoretische verbinding, maar om een fysieke, sensitieve verbinding. De regen die je hoort, de de wind die je voelt, de schaduw die verglijdt, het materiaal dat je voelt, de kleuren die stralen, het water dat voedt, het geluid dat weerkaatst wordt. Architectuur is een middel om met ruimte en materiaal op een ander manier tijd uit te drukken en te beleven.
De verglijdende schaal en continuüm van ruimte in plaats van de digitale absolute 1 en 0.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten